Skip to main content

De VOC en haar werf in Delfshaven

Verenigde Oostindische Compagnie (VOC)

Aan het eind van de 16e eeuw kwamen handelsexpedities naar de andere kant van de wereld op gang. Ze werden door 'voorcompagnieën' uitgevoerd onder de vlag van verschillende steden. Als snel bleek dat de onderlinge concurrentie tussen compagnieën en kooplieden niet handig was in de handel met Azië. Verschillende steden gingen daarom samenwerken en in 1602 werd de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) opgericht. De organisatie kreeg het alleenrecht op de handelsactiviteiten met de Indonesische archipel en omgeving. In 1623 ontstond de Westindische Compagnie (WIC) die het monopolie bezat op de vaart en handel op een deel van Afrika en Amerika. Piet Heyn, geboren in Delfshaven, was in dienst van de WIC; hij werd een 'nationale held' als veroveraar van de Spaanse Zilvervloot in 1628.

De VOC was verdeeld over zes kamers (kantoren), die een financieel aandeel leverden in de oprichting van de compagnie. Immers voor het bouwen van schepen, het transport, de handel en de opbouw van een netwerk overzee was een sterke, kapitaalkrachtige onderneming nodig. Ook was er de nodige concurrentie van andere koloniale machten zoals Spanje en Portugal. Het grootste aandeel werd geleverd door de kamer van de stad Amsterdam, gevolgd door Middelburg, Delft, Hoorn, Enkhuizen en Rotterdam. In de loop van de 17e eeuw zou elke VOC-kamer beschikken over een uitgebreid gebouwencomplex met vergaderruimten, dienstwoningen en pakhuizen. De VOC-kamers hadden ook een eigen werf voor de bouw, uitrusting en reparatie van de VOC-schepen.

Gravure Delfshaven
Detail van "Wandkaart van Delft"
X

De VOC-scheepswerf in Delfshaven

Lang voor de vestiging van de scheepswerf van de VOC werden er al schepen gebouwd in Delfshaven. Zo staat op de kaart van de drie Schieën, uit 1512, langs de Maas een schip in aanbouw afgebeeld. Scheepstimmerwerk werd door Delft formeel toegestaan, nadat kort na 1600 de Buizenwaal was gegraven. Ten noorden van de Buizenwaal werd het terrein in drie scheepswerven verdeeld, die ieder door een steeg tussen de huizen aan de zuidzijde van de Langedijkstraat toegankelijk waren. Ten westen van de Buizenwaal stond een molen. Op de Waaldijk, ten zuiden van de Buizenwaal, werd ook een scheepswerf ingericht.

Voor Delft was de oprichting van de VOC in 1602 de aanleiding om haar blik op het terrein aan de Buizenwaal te richten. Zowel de timmerwerf als het meest oostelijk gelegen werfterrein werden verworven. Op dit werfterrein liep het eerste gebouwde VOC-schip 'De Delft' in 1606 van stapel. In 1641 verhuisde de VOC naar de gunstiger gelegen westelijke werf, die in 1670 werd aangekocht. Tegelijkertijd kocht men een aantal loodsen aan de Achterhaven en in 1670 bezat de VOC vijf aangrenzende loodsen op deze plek. De loodsen werden afgebroken en op de fundamenten werd het Zeemagazijn gebouwd, dat in 1672 klaar was.

Indeling VOC hek
Werfterreinen van de VOC: I: vanaf 1641; II: vanaf 1676; III: 1602-1640 en vanaf 1705. Aankoop van de vijf loodsen waar in 1672 het Zeemagazijn kwam te staan: 1: 1648, 2: 1670, 3: 1648 (vervangen in 1649), 4: 1670, 5: 1654. Aankoop van andere percelen door de VOC: 6: 1747 ('stenen loods'), 7: 1672, 8: 1747 ('kleine huis').Overige percelen: 9: huis, 10: molenhuis, 11: malen, 12: stadstimmerwerf.
X

Het Zeemagazijn

Het gebouw aan de Achterhaven was ontworpen als pakhuis, immers hierin werden goederen en proviand opgeslagen, maar het moest ook de uitstraling krijgen van een stadspaleis. Het werd daarom een imposant gebouw met boven op het dak een klokkentoren op een vierkant voetstuk. Op de torenspits stond een windwijzer in de vorm van een schip. Op de hoekpunten stonden vier schijnschoorstenen met daarop opengewerkte smeedijzeren globes, symbool voor de vier werelddelen waar de Compagnie actief was. De gevelsteen was versierd met het bekende monogram van de Verenigde Oostindische Compagnie Delft (VOCD). In 1746 ging het Zeemagazijn in vlammen op. Het blussen kwam pas laat op gang door het gerucht (wat niet waar bleek) dat er veel buskruit in het magazijn lag opgeslagen. Een jaar later werd het gebouw weer opgebouwd, maar in een veel eenvoudiger uitvoering. De versierselen, de toren, de globes en het schild met monogram kwamen niet meer terug.

Zee Magasin Vroeger
Het Zeemagazijn uit circa 1675
X

Met de Delftse kamer van de VOC ging het goed, zo goed dat er behoefte was om het werfterrein uit te breiden. In 1676 werd de middelste werf gehuurd. In 1705 had de VOC vrijwel alle grond rond de Buizenwaal in gebruik toen ook het oostelijke werfterrein opnieuw werd verworven. Tot de opheffing van de VOC in 1795 bleef de omvang van het terrein vrijwel onveranderd. Wel werden in de loop van de 18e eeuw nog enkele loodsen gebouwd, zoals een mastenloods en verschillende timmerloodsen. Een inventaris van de VOC-werf uit 1763 laat zien dat er veel verschillende goederen aanwezig waren voor de scheepsbouw. Zoals spijkers, lood, koper, verf, harpuis (materiaal om de scheepsnaden te dichten), hout in allerlei soorten en maten. In de loodsen lagen onder andere kanonnen, kogels, ankers, zeilen en vaatwerk opgeslagen. Het Zeemagazijn diende als opslagplaats voor zeildoek, drank en etenswaren. In totaal zouden er 111 schepen op de werf in Delfshaven worden gebouwd.

De werf was uiteraard van belang voor de werkgelegenheid in Delfshaven. Een deel van de werknemers woonde in de huizen vlak ten noorden van de werf, op de plaats van het huidige 'Compagniekwartier'. Een beroemde meestertimmerman van de werf in Delfshaven was Cornelis Gillisz van Yk, die in 1697 een boek schreef over de kneepjes van zijn vak met de titel: 'De Nederlandsche Scheepsbouwkunst opengestelt'.

VOC 1806
Plattegrond van de voormalige VOC-werf uit 1806. 1: Zeemagazijn, 2: het kleine huis, 3: stenen loods 4: bloemtuin, 5: ververswinkel, 6: mastenloods, 7:wachthuis, 8: houthelling, 9: pikhuis, 10: houthelling, 11: grote helling, 12: houthelling, 13: sleehelling,14: loodsen, 15: moestuin, 16: timmerlood:
X

Na de VOC

Wanneer in 1795 de VOC failliet gaat, wordt de werf gesloten en komt het Zeemagazijn in handen van de staat. Er volgen verschillende functies voor het Zeemagazijn en het werfterrein. Zo doet het vermoedelijk dienst als onderkomen voor oorlogsinvaliden tijdens het Koninkrijk Holland (1806-1810). Het werfterrein zou in die tijd gebruikt zijn als tuin (jardin des invalides). Een tekening uit 1806 (p. 22) laat zien dat de werfhellingen en opstallen nog niet gesloopt zijn in dat jaar; de indeling van het terrein is gedetailleerd weergegeven. Er zijn vijf hellingen aanwezig, van west naar oost: twee houthellingen, een grote helling, een houthelling en een sleehelling. Aan de noordkant van de grote helling en de sleehelling stonden 'kaapstanders'. Rondom de hellingen lagen een timmerloods, een mastenloods en een werkloods. Er waren ook enkele kleinere gebouwtjes, een pikhuis tussen de twee houthellingen, een wachthuis en een ververswinkel. Tegen het grote Zeemagazijn stonden op dat moment nog een stenen loods en het 'kleine huis'.

Na 1810 kwam het werfterrein in handen van de Admiraliteit (marine) van Rotterdam en ging het Zeemagazijn dienst doen als pakhuis voor levensmiddelen. De scheepshellingen werden door de marine niet meer gebruikt. Uit de kadastrale kaart van 1832 blijkt dat de hellingen dan al niet meer aanwezig zijn. Industriële activiteiten kenmerken de latere fasen van gebruik van deze plek. In 1888 worden het magazijn en het werfterrein verhuurd aan de heren Kortman en Schulte, die de basis leggen voor een Soda- en Chemicaliënfabriek. De fabriek wordt in de 20e eeuw door fusies onderdeel van het AKZOconcern dat tot 1996 zeep produceert in het pand en op het dan omliggende industrieterrein. Wanneer in 1995 de vestiging aan de Achterhaven definitief wordt gesloten, wordt het terrein aangekocht door de gemeente Rotterdam en uiteindelijk grotendeels voor woningbouw ontwikkeld.

Archeologisch onderzoek van de “Stadswerf”

In 1999 was bij het archeologisch vooronderzoek (bureauonderzoek, grondboringen en het graven van proefputten) vastgesteld dat er resten van de VOC-scheepswerf in de ondergrond aanwezig waren. In 2007 vond de opgraving op de locatie 'Stadtswerf' plaats, omdat de bouwwerkzaamheden en de uit te voeren bodemsaneringen grote delen van het bodemarchief zouden vernietigen. Tijdens de opgraving werden talrijke funderingen van gebouwen en loodsen aangetroffen en werden vele honderden palen, planken en balken gevonden, die behoren tot de (scheeps)hellingen en de beschoeiing van de scheepswerf. Ook de bodemopbouw is bestudeerd.

De natuurlijke ondergrond van de locatie 'Stadtswerf' bestaat uit klei, die is afgezet toen het terrein nog buitendijks lag. Hierop heeft men in de Middeleeuwen een dik pakket klei opgebracht. Mogelijk de grond die bij het uitgraven van de Voor- en/of Achterhaven vrijkwam. Voor de aanleg van de scheepswerf is op enkele plaatsen de grond verstevigd met grind en baksteenpuin. Later, toen de werf in gebruik was, is het terrein verder opgehoogd met stadsafval en houtsnippers en -spanen afkomstig van de scheepsbouw.

Bebouwing

Ten noorden en ten zuiden van het Zeemagazijn zijn funderingen van panden aangetroffen, die deels overeenkomen met de bebouwing die op oude kaarten is weergegeven. Aan de zuidkant werden vijf panden opgegraven en een zijgevel van de 'Stenen Loods' uit 1747. Twee panden hadden waarschijnlijk een nijverheidsfunctie, gezien de grote houten kuipen die erin werden aangetroffen. Bij het onderzoek werden geen resten van de molen aangetroffen.

Ook ten noorden van het Zeemagazijn zijn bouwresten vastgesteld. Zo werd een deel van het 'kleine huis' aangetroffen met de naastgelegen steeg naar de werf. Aan de noordrand van het terrein zijn houten en stenen funderingen van een loods opgegraven. Sommige vondsten in en rondom de loods geven de werkzaamheden aan die er werden verricht. Beitels, schaven, hamers, spijkers, klinknagels, een dissel en een lepelboor zijn gereedschappen nodig bij de bouw van schepen. Gerookt en gegeten werd er ook, getuige de vondsten van talrijke kleipijpen en tinnen lepels.

opgravingskaart
Overzicht van het opgravingsterrein "Stadtswerf" met de bij de opgraving aangetroffen funderingen, palen en planken. De historische gegevens van de kaart uit 1806 zijn ook aangegeven.
X

(Scheeps)hellingen

De plattegrond van de voormalige VOC-werf uit 1806 toont vijf hellingen: drie houthellingen, een sleehelling en een grote (scheeps)helling. De drie kleinste hellingen zijn volgens de historische bronnen houthellingen, die dienden om het hout voor de scheepsbouw te laten drogen. Het hout werd namelijk uit het buitenland geïmporteerd en kwam via Zaandam of Dordrecht op de Delftse werf terecht. Om het hout gebruiksklaar te maken en minder gevoelig voor schimmels en infecties, werd het lange tijd in water gelegd, tot wel vijfjaar! In die tijd vervangt het water het vruchtsap van het hout. Ook moest het hout drogen op de hellingen, hetgeen ook wel vijfjaar in beslag kon nemen.

Bij de opgraving is van één van de meest westelijk gelegen hellingen de opbouw bestudeerd. De helling heeft waarschijnlijk als houthelling gediend, want is er geen 'knik' in de helling aanwezig en er ontbreekt een uitsparing in de beschoeiing van de walkant. Dat is logisch want er hoefde immers niets te water gelaten te worden. Van de andere twee kleine hellingen zijn slechts enkele resten gevonden. Waarschijnlijk zijn ze grotendeels gesloopt na de VOC-periode.

De grote helling op de plattegrond van 1806 is bij de opgraving uitgebreid onderzocht. Hierop werden schepen gebouwd. De helling bestond grotendeels uit lagen houtsnippers. Op een aantal plekken is een deel van een planken vloer of plankier gevonden. De helling zelf moet ongeveer 42x13 meter groot zijn geweest.

De opgraving heeft ons veel geleerd over de constructie van de helling. Het geheel was onderheid met zware palen, waarvan enkele 4,5 meter lang waren. Tussen de palen lagen funderingsplanken, met daarop een laag houtsnippers. Deze laag kon wel tot een meter dik zijn! Van twee planken kon de ouderdom van het hout vastgesteld worden. Het hout moet gekapt zijn tussen 1667 en 1689. De datering komt goed overeen met het historische gegeven dat de middelste werf door de VOC gehuurd werd vanaf 1676.

Kaapstanderkaapstander vroeger
X

Aan de noordzijde, op de kop van de grote helling zijn de resten van een 'kaapstander' gevonden. Kaapstanders dienden om het zware hout uit het water te halen en op de helling te trekken. Een kaapstander bestond uit een verticale as of spil met handspaken. Om de as zat een touw, waarmee zware lasten verplaatst konden worden. Op de kaart uit 1806 zijn vier kaapstanders uitgebeeld. Slechts het ondergrondse gedeelte van één kaapstander is opgegraven. Wat boven het maaiveld heeft gestaan, is verdwenen.

Kijken we naar de lengte van de helling dan kunnen hier retourschepen gebouwd zijn. Dit waren VOC-schepen die met goederen en personen heen en weer voeren tussen Nederland en Azië. Niet de allergrootste variant van dit scheepstype (driemasters van meer dan 42 meter lengte) werd in Delfshaven gebouwd, maar wel de kleinere versies (lengte tot 40 meter, 800-1000 ton). Ook kleinere schepen kunnen er gebouwd zijn. Uit historische bronnen weten we dat er 111 schepen op deze werf opgeleverd zijn.

Schip
Illustratie uit 'De Nederlandsche Scheepsbouwkunst opengestelt' van Cornelis Gillisz van Yk uit 1697
X

Direct ten oosten van de grote helling werden de resten gevonden van een oudere scheepshelling, die nog niet bekend was. De helling was opgebouwd uit minstens twee lagen planken, die kruislings over elkaar waren gelegd. De dateringen van het hout van de helling wijzen op een aanleg in de 16e of vroege 17e eeuw.

De meest oostelijk gelegen helling (op de kaart van 1806) staat ook wel bekend als een 'sleehelling'. De naam doet vermoeden dat hier de schepen uit het water werden gehaald op een slede van hout. Van de helling zijn weinig overblijfselen gevonden uit de VOC-periode. De helling kon maar deels onderzocht worden, omdat een groot gedeelte onder de moderne bebouwing van de 'Kapiteinsbuurt' ligt.

Cache

Om de cache te vinden moet je onderstaande vragen beantwoorden en de uitkomsten gebruiken in de volgende formule: N51 5S.TUV E004 2W.XYZ

X

S

X In welk jaar werd de VOC opgericht?
Stapeltel de uitkomst tot één cijfer. Antwoord - 5
X

T

Het Zeemagazijn is het enige gebouw dat bewaard is gebleven uit de VOC tijd. Dit was echter de tweede versie. In welk jaar werd de eerste versie verwoest?
Stapeltel de uitkomst tot één cijfer. Antwoord - 6

X

U

Hoeveel hellingen bevonden zich op de scheepswerf?
Stapeltel de uitkomst tot één cijfer. Antwoord + 3

X

V

Hoeveel schepen zijn er op de werf in Delfshaven gebouwd?
Stapeltel de uitkomst tot één cijfer. Antwoord - 3

X

W

Bij opgravingen zijn resten van een kaapstander gevonden. Hoeveel kaapstanders zouden er op de werf aanwezig zijn geweest?
Stapeltel de uitkomst tot één cijfer. Antwoord + 3

X

X

Piet Heyn, de veroveraar van de Spaanse Zilvervloot is geboren in Delfshaven. In welke straat stond zijn geboortehuis?
Zoek de orginele straatnaam. Neem de rijsom - 7

X

Y

Het standbeeld van Piet Heyn staat aan de Achterhaven. Waar ligt hij begraven?

Rijsom naam locatie - rijsom naam stad - 7

X

Z

Hoe heette de molen die vroeger naast de scheepswerf stond?

Rijsom naam molen


Veel succes!



BOOR Met dank aan:
Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR)
Gemeentewerken Rotterdam



  • Laatste update op .
  • Hits: 9129